Geen dag zonder Soliditas en een goed gevoel

WFT

Reikwijdte

 

  Bij het bepalen van de reikwijdte komen er twee vragen aan bod:

  • op welke financiële producten heeft de Wft betrekking?
  • op welke financiële diensten, en dus dienstverleners, heeft de Wft betrekking?

  Financiële producten waarop de WFT wel van toepassing is

  De Wft is van toepassing op producten die zijn opgesomd in deze wet, te weten:

 

verzekeringen, zowel schade als leven;

  • kredieten, niet alleen consumptief krediet maar ook hypotheekkrediet;
  • overige bancaire producten, betaalrekeningen met inbegrip van de daaraan verbonden  betaalfaciliteiten, elektronisch geld en spaarrekeningen;
  • beleggingsobjecten, bijvoorbeeld beleggen in zogenoemde teakfondsen;
  • effecten;  
  • elektronisch geld;
  • een financieel instrument;
  • complexe producten.

Verzekeringen buiten de reikwijdte van de Wft

Verzekeringen die aan alle vijf onderstaande voorwaarden voldoen, vallen buiten de reikwijdte van de Wft:

 
  •  het verzekeringsproduct is eenvoudig;
  •  het gaat niet om een aansprakelijkheids- of levensverzekering;  
  •  de jaarpremie van de verzekering is minder dan € 500 en de looptijd korter dan vijf jaar;
  •  verzekeringsbemiddeling is niet het hoofdberoep van de bemiddelaar;
  •  de verzekering is een aanvulling op een dienst of geleverde zaak.

 Financiële diensten

 In de Wft worden de volgende activiteiten als financiële dienst gezien:

  • aanbieden;
  • bemiddelen;  
  • adviseren;
  • het optreden als (onder)gevolmachtigd agent;
  • herverzekeringsbemiddelen;  
  • optreden als clearinginstelling;
  • verlenen van een beleggingsdienst.

 De vergunningsplicht

Alle financieel dienstverleners moeten een vergunning hebben. De financieel dienstverleners moeten aan bepaalde eisen voldoen om voor een vergunning in aanmerking te komen.

Deze vergunningvereisten hebben betrekking op de:

  • betrouwbaarheid;  
  • deskundigheid;  
  • bedrijfsvoering;
  • financiële zekerheid;  
  • transparantie;
  • zorgplicht van de financieel dienstverlener.

De eisen aan de financieel dienstverlener

Een financieel dienstverlener komt in aanmerking voor een vergunning als hij aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen hebben betrekking op:

  • betrouwbaarheid;  
  • deskundigheid;  
  • bedrijfsvoering;  
  • financiële zekerheid.

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

 Het CDFD bepaalt wanneer een diensverlener voldoet aan de deskundigheidseisen. Zowel de medewerker als de feitelijk leidinggevende kan op verschillende manieren zijn vakbekwaamheid aantonen. Het aantonen van de bekwaamheid kan door een:

  1. geldig diploma. Een erkend exameninstituut mag een geldig diploma afgeven;
  2. geldig competentiebewijs. Een ‘competentiebewijs’ is een bewijs van een met goed gevolg afgelegde individuele competentietoets. Uit het bewijs blijkt dat de getoetste persoon voldoet aan alle gestelde eindtermen voor het verlenen van een bepaalde financiële dienst met betrekking tot een bepaald financieel product;
  3. bedrijfsvoering met kwaliteitswaarborg. In de praktijk betekent dit dat medewerkers toegang moeten hebben tot de kennis die ze nodig hebben door middel van bijvoorbeeld expertsystemen of handleidingen. De AFM beoordeelt of de bedrijfsvoering voldoet. Een bedrijfsvoering met kwaliteitswaarborg geldt alleen bij een financieel dienstverlener met meer dan vijftig medewerkers.

 Bedrijfsvoering

  De financieel dienstverlener moet zijn bedrijfsvoering op orde hebben. Vrijblijvend een bedrijf runnen is er niet meer bij. De dienstverlener moet zorgen voor:

• klantdossiers;

• procedures;

• klachtenregeling.

 Zorgplicht

De zorgplicht speelt een belangrijke rol binnen de Wft. De zorgplicht houdt in dat financieel dienstverleners ervoor moeten zorgen dat consumenten een passend financieel product afnemen. Financieel dienstverleners hebben namelijk een beter beeld van de gevolgen van het afnemen van financiële producten dan consumenten. Het begrip ‘zorgplicht’ is in de wet echter niet specifiek omschreven. Het gaat om een open norm, zoals die in het Nederlandse rechtssysteem vaak wordt gehanteerd. Slechts in algemene termen is aangeduid wat de eisen van de zorgplicht zijn. De zorgplicht van de financieel dienstverlener kunnen we als volgt omschrijven:

‘Een financieel dienstverlener onthoudt zich van handelingen die het ordelijk functioneren van de financiële markten of het vertrouwen van de consument daarin kunnen schaden Ook neemt hij in zijn handelen de nodige zorgvuldigheid in acht waarbij hij naar beste vermogen met de belangen van de consument rekening houdt. Het handelen van een financieel dienstverlener kan zowel een doen als een nalaten omvatten.’ De zorgplicht is in de wet als volgt uitgewerkt: 

  • ten eerste heeft de financieel dienstverlener de verplichting om de klant voldoende en juiste informatie te verschaffen;
  • en tweede moet de financieel dienstverlener, die een klant adviseert, dit doen op basis van een klantprofiel. Het advies van de financieel dienstverlener zal bij dit profiel moeten aansluiten;
  • ten derde wordt van de financieel dienstverlener verlangd dat hij klachten van klanten afdoende behandelt. De adviseur is verplicht voorafgaand aan een overeenkomst aan de klant bepaalde informatie te overhandigen. Het gaat hierbij in ieder geval om informatie over:
  • de bedrijfsgegevens (zoals naam en adres);
  • de aard van de financiële dienstverlening;
  • de interne klachtenprocedure en de geschilleninstantie. Afhankelijk van het product stelt de wet aanvullende eisen. De adviseur moet de informatie vóór het afsluiten van de overeenkomst aanbieden. De informatie moet de klant namelijk in staat stellen een gedegen afweging te maken bij de vraag Of hij tot het sluiten van de overeenkomst moet overgaan. De financiële bijsluiter is hier een voorbeeld van. Ook moet de adviseur voor het afsluiten van de overeenkomst de klant informeren hoe hij wordt beloond. Belonen kan bijvoorbeeld via provisie en/of declaratie.

 Wat is het doel van de financiële bijsluiter?

De consument kan producten vergelijken doordat de financiële bijsluiter een helder overzicht geeft van de risico’s van het product. Ook geeft de financiële bijsluiter een volledig inzicht in de kosten van het product. Om een vergelijking te vergemakkelijken, is de opzet van de financiële bijsluiter gelijk voor ieder product.

 


 

 



Hoe ziet de financiële bijsluiter eruit?

 

  • Het product. Het bijhorende symbool is een label 
  • De risico’s. Het bijhorende symbool is een gevarendriehoek
  • De kosten. Het bijhorende symbool is een portemonnee
  • De opbrengst. Het bijhorende symbool is een euroteken
  • Eerder beëindigen. Het bijhorende symbool is een geopende deur

  Klantprofiel

Een financieel dienstverlener, die een klant adviseert, moet zorgen dat hij bepaalde gegevens over de klant verzamelt. De financieel dienstverlener moet invulling geven aan de ‘knowyour-customer-regel’.  De wet geeft aan dat de adviseur een klantprofiel moet opstellen. Het klantprofiel bestaat uit bepaalde informatie over de klant. Deze informatie bestaat minimaal uit de gegevens over:

• de financiële positie van de klant;

• de kennis en ervaring van de klant met het product;

• de doelstellingen van de klant;

• de risicobereidheid van de klant.

 

 

Consequenties van de WFT

Optreden tegen niet of onjuiste naleving regelgeving

  De AFM treedt op tegen financiële ondernemingen die niet of op een onjuiste manier de regels naleven. Hierbij kan de AFM verschillende instrumenten hanteren. Deze instrumenten zijn:

  • normoverdragend gesprek of waarschuwingsbrief. In veel gevallen zal een dergelijk gesprek of brief al het gewenste effect hebben;

aanwijzing geven. Als de AFM een doorlopende overtreding constateert, kan zij de financiële onderneming een aanwijzing geven. De onderneming moet dan binnen een redelijke termijn een bepaalde gedragslijn volgen;

boetes opleggen. Situaties waarbij de AFM boetes geeft, zijn bijvoorbeeld: overkreditering of marktmanipulatie;

onder last een dwangsom opleggen. De AFM legt bijvoorbeeld onder last een dwangsom op om een bestuurder, van wie de betrouwbaarheid niet langer buiten twijfel staat, weg te sturen. In de regel zal de AFM een opgelegde boete of dwangsom ook publiceren.

 

Onderzoek

Voordat de AFM een sanctie oplegt, zal zij eerst zorgvuldig onderzoek doen naar de feiten. De AFM wordt op verschillende manieren geattendeerd op mogelijk niet of onjuist naleven van de regelgeving. Voorbeelden van deze manieren zijn: informatie uit de self-assessments, onrust in markt of meldingen van consumenten. Een onderzoek van de AFM kent de volgende stappen:

feitenonderzoek. De AFM haalt informatie uit onder andere externe publieke bronnen en de al beschikbare informatie. Hierbij kan gedacht worden aan bevindingen uit voorgaande controles. De AFM vraagt ook informatie op bij de onder toezicht staande instelling of persoon. Tijdens het feitenonderzoek maakt de AFM onder meer gebruik van interviews, het raadplegen van (management)informatie en data-analyse. De AFM beoordeelt vervolgens de verkregen informatie en legt die vast in een rapport van feitelijke bevindingen;

het rapport beschikbaar stellen. De AFM stelt het rapport aan de instelling beschikbaar;

hoor en wederhoor. De instelling krijgt de gelegenheid op het rapport van feitelijke bevindingen te reageren;

oordeel AFM. Op basis van de onbetwiste feitelijke bevindingen formuleert de AFM haar conclusies. Deze worden in een definitief rapport aan de instelling voorgelegd. Op basis van de getrokken conclusie stelt de AFM een eventuele sanctiemaatregel voor;

bezwaar en beroepsfase. De instelling of persoon kan bezwaar aantekenen tegen de opgelegde sanctiemaatregel bij het bestuur van de AFM. Het bezwaar wordt door een Bezwaarcommissie behandeld. Als de commissie het bezwaar ongegrond verklaart, kan de instelling of persoon in beroep bij de rechter (College voor Beroep van het bedrijfsleven).

De AFM kan dus inlichtingen vragen. Dit mag de AFM alleen doen bij personen die betrokken zijn bij activiteiten waarop de AFM volgens de wet moet toezien. Dit noemen we ook wel het criterium van betrokkenheid. In beginsel is iedereen die voldoet aan het criterium van betrokkenheid, verplicht aan de AFM gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken. Dit wordt ook wel de medewerkingsplicht genoemd. Pas als er sprake is van een verhoorsituatie waarin de AFM vragen stelt om een boete op te leggen, vervalt de verplichting om te antwoorden. Op grond van het nemo tenetur-beginsel geldt namelijk dat niemand verplicht is bewijs voor zijn eigen overtredingen aan te dragen.

 kan ook ter plaatse treden. Dit wil zeggen dat de AFM op de stoep staat bij de financiële onderneming. De AFM is bevoegd binnen te treden en de financiële onderneming moet hieraan verplicht meewerken. De AFM kan zich desnoods bij het krijgen van toegang door de politie laten ondersteunen.

 Boetestelsel financiële wetgeving

Het boetestelsel financiële toezichtwetgeving is gewijzigd in 2009. Het doel van de wijziging is boetes op te leggen die in verhouding staan tot de ernst van de overtreding. Ook moeten deze boetes een afschrikwekkende werking hebben. De wijziging van het boetestelsel heeft een tweetal consequenties. Deze consequenties zijn:  

  • hogere boetes. Vanaf 1 augustus 2009 kunnen de AFM en de DNB hogere boetes opleggen. De boetebedragen kunnen oplopen tot vier miljoen euro;
  • beboeten. Vanaf 1 juli 2009 kunnen ook bestuurders van ondernemingen een boete krijgen. Dit zijn de bestuurders die ten tijde van de overtreding de feitelijke leiding aan de onderneming gaven.